Samenwerken met ouders aan opvoeding
Mirjam Stroetinga werkt als onderwijsadviseur bij de Marnix Academie. Twee dagen per week besteedt ze aan promotieonderzoek naar het samenwerken van leerkrachten met ouders aan opvoeding.
Juist het werken aan dingen die raken aan opvoeding vinden leerkrachten ingewikkeld, zo ontdekte ze al in de praktijk. Mag je je daar wel mee bemoeien? Kom je dan niet teveel achter de voordeur? Wie ben ik om hier iets van te zeggen? Een boeiend onderwerp dus. En helemaal omdat al gauw blijkt dat er nog bijna geen onderzoek naar gedaan is, terwijl het leerkrachten zo bezighoudt…
Deze juni werd Mirjams tweede artikel gepubliceerd. Het verscheen in the School Community Journal, een Amerikaans wetenschappelijk tijdschrift, speciaal gewijd aan onderzoek over het samenwerken met ouders en de school als gemeenschap. Hieronder een Nederlandstalige samenvatting van het artikel en voor wie alles wil lezen, de link naar het volledige artikel: Primary School Teachers’ Practices of Collaborating With Parents on Upbringing (adi.org)
34 brieven
Wat ervaren leerkrachten echt in het samenwerken met ouders aan opvoeding? En over welke opvoedonderwerpen gaat dat dan in de praktijk? Dat vraag ik me af als ik begin aan het onderzoek, dat uiteindelijk resulteert in dit artikel. Om hier zicht op te krijgen, vraag ik basisschoolleerkrachten om een brief te schrijven aan een denkbeeldige pabo-student en hierin één voorbeeld te beschrijven van samenwerken met een ouder aan opvoeding. Het lukt om 34 brieven te verzamelen. Heel verschillende verhalen over heel verschillende opvoedonderwerpen.
Opvoedonderwerpen waar leerkrachten aan werken met ouders
De onderwerpen die in de brieven naar voren komen zijn zo divers. Het leidt uiteindelijk tot de conclusie dat opvoeding geen helder omlijnd begrip is voor leerkrachten. Sommige verhalen gaan over zorgaspecten van opvoeding, zoals zorgen dat een kind op tijd komt, fris ruikt en zichzelf kan aankleden. Andere gaan meer over leren, zoals leerlingen beter willen laten presteren of een leerling met een laag IQ op de reguliere basisschool willen houden. Ongeveer de helft van de brieven gaat over een onderwerp dat past binnen mijn definitie van opvoeding – ‘de ondersteuning door volwassenen van de persoonlijke, interpersoonlijke en maatschappelijke ontwikkeling van kinderen’. Veruit de meeste van deze brieven gaan over gedrag dat door de leerkracht als storend wordt ervaren.
Opvallend is dat maar één leerkracht in haar brief een verband legt tussen werken aan opvoeding en het belang daarvan voor het latere leven van het kind. In haar brief over een leerling die telkens te laat op school komt, schrijft ze: ”Later, in de samenleving, kun je ook niet structureel te laat komen en daarom werken we hier al aan op de basisschool.” Verder benoemen leerkrachten uitsluitend redenen in het hier en nu (deze klas, op dit moment) om te werken aan opvoeding. Ik concludeer daarom dat in de brieven sprake is van een school-gefocuste kijk van leerkrachten op opvoeding.
Ervaringen van samenwerken met ouders aan opvoeding heel divers
En hoe zit het met samenwerken in de brieven? Ook hier zijn de verschillen groot. In het ene verhaal gaan de leerkracht en de ouder elkaar zo goed begrijpen dat ze de handen ineen slaan om het kind het beste te begeleiden. En in het andere verhaal komen leerkracht en ouder zo stellig tegenover elkaar te staan dat er geen enkele vorm van samenwerking tot stand komt. Uiteindelijk kan ik de brieven indelen in drie categorieën aan de hand van drie leerkrachtkenmerken van samenwerken die ik vaststel uit de literatuur. Die leerkrachtkenmerken zijn: 1) een houding van gelijkwaardigheid naar ouders, 2) een reflectieve attitude, en 3) commitment aan de ouder dat zich uit in heel graag in contact willen blijven met de ouder en geloven in diens doelen en waarden.
Op basis van deze kenmerken blijken de brieven in drie vrijwel gelijke groepen uiteen te vallen: brieven met twee of drie kenmerken, brieven met één kenmerk en brieven zonder kenmerken van samenwerken. Door overeenkomsten van brieven binnen de categorieën te bestuderen, ontdek ik interessante dingen. Leerkrachten die bereid zijn om te reflecteren op het niveau van hun overtuigingen laten in dit onderzoek allemaal ook een houding van gelijkwaardigheid zien, én commitment aan ouders waarbij ze de ouder als meerwaarde zien voor goed onderwijs. In brieven waar alleen reflectie op het niveau van het praktisch handelen is te zien, kom ik geen uitingen tegen van gelijkwaardigheid of commitment.
Leeftijd en onderwijservaring lijken er niet toe te doen
Een leuke ontdekking is ook nog dat in alle categorieën ervaren én startende leerkrachten voorkomen. Daarbij zijn de ervaren leerkrachten iets oververtegenwoordigd in de categorie brieven zonder kenmerken van samenwerken. Ik trek daaruit de spannende conclusie dat samenwerken met ouders niet iets is dat leerkrachten met de jaren vanzelf leren. En dat startende leerkrachten ook niet allemaal met een samenwerkingsattitude aan hun baan in het onderwijs beginnen. Dit betekent dat er een flinke verantwoordelijkheid bij de lerarenopleiding ligt om (toekomstige) onderwijsprofessionals te begeleiden in de richting van een samenwerkende houding naar ouders.